HET RAS
DE FRANSE BULLDOG
Met zijn grootmoedige en zachte karakter, zijn trouwe blik en zijn onstuimige vrolijke enthousiasme heeft de Franse Bulldog iets wat moeilijk met woorden is te omschrijven. Het is een zeer levendige, gezellige huishond, lief in de omgang met kinderen en volwassenen: daardoor zal hij ook snel ieders hart winnen.
KARAKTER
Franse Bulldoggen zijn karaktervolle, clowneske, extraverte, vrolijke en speelse honden. Ze zijn behoorlijk intelligent en slim en kunnen zeer volhardend zijn als ze hun zinnen ergens op gezet hebben. Hoewel ze moedig, onstuimig en lichamelijk gehard zijn, blijken ze op het geestelijke vlak heel gevoelig en wordt er gezegd dat hij zich als een mens kan gedragen; stemmingen in huis voelen ze haarfijn aan en harde woorden raken ze diep in hun ziel. Eén hard woord is voldoende om hem een beledigende houding aan te laten nemen, doch één vrolijke toon en zijn olijke enthousiasme barst weer los. Hij kan ook als een klein kind zitten mokken als hij naar zijn idee niet genoeg aandacht krijgt.
Ze zijn zeer aanhankelijk en worden niet graag alleen gelaten. Ze maken graag deel uit van het gezinsleven. Franse Bulldoggen kunnen wel eens jaloers zijn als de aandacht van de baas naar iets of iemand anders uitgaat. Deze honden zijn alert op wat er in hun omgeving gebeurt en ze laten hun stem beslist horen als ze onraad bespeuren. In doorsnee blaffen ze echter niet veel.
SOCIALE AANLEG
Hij is klein van stuk, maar dapper als zijn grotere dogachtige broeders, en dit uit zich soms in enige dominantie naar andere honden. De meeste van deze honden kunnen het prima met kinderen vinden, mede door hun hoge tolerantiedrempel en hondsgevoel voor humor zijn zij prima speelkameraadjes, en doet graag mee met de soms onstuimige spelletjes van kinderen. In gezelschap van bejaarden gedraagt hij zich rustig.
Met andere huisdieren kunnen Franse Bulldoggen het meestal goed vinden. Franse Bulldoggen zijn in de regel mensenvrienden; bezoek wordt meestal enthousiast verwelkomd. Tegenover gasten toont hij zich nooit vijandelijk. Hij besnuffelt de vreemdelingen eerst en volgt hen daarna overal in huis.
KLEUREN
Franse Bulldoggen komen voor in de drie door de FCI erkende kleurslagen: gestroomd, bont (wit met gestroomde platen of wit met fawn platen) en fawn.
COMBINATIE MET ANDERE RASSEN
Andere dogachtigen "begrijpen" de inborst van de Franse Bulldog het beste en zijn niet zo snel op hun teentjes getrapt. Combinaties met andere dogachtigen worden dan ook het meeste gezien.
GEBRUIK EN ACTIVITEIT
Gezelschaphond die graag op onderzoek uitgaat en van een stevige wandeling houdt, maar hoeft geen uren naar buiten. De Franse Bulldog is een hond die zich heel goed aan het leven op een flat aanpast. Hij voelt zich overal thuis.
De Franse Bulldog is bij uitstek een hondje om mee te spelen. Ballen vindt hij leuk, ook al kan hij ze niet altijd beetpakken. De meeste Franse Bulldoggen zijn geen zwemmers, maar er zijn uitzonderingen.
Ook kan hij makkelijk worden meegenomen op reis.
GEZONDHEID EN VERZORGING
De gemiddelde leeftijd die een Franse Bulldog kan behalen is in de afgelopen jaren hoger komen te liggen. Was deze voorheen tegen de 10 jaar, nu ligt het gemiddelde boven de 10 jaar.
Door zijn enorme doorzettingsvermogen, aanhankelijkheid en wilskracht weet hij niet van stoppen, daarom moeten wandelingen bij extreme warmte (boven de 25 graden) kort gehouden worden. Vooral de Boule-reu, doet zijn afkomst eer aan en geeft blijk van uitzonderlijke moed, die zelfs naar roekeloosheid neigt.
Hij is zo nieuwsgierig en wil zo graag aan de verwachting van zijn baas voldoen,dat hij zich nauwelijks bewust is van de gevaren. Zijn baas moet soms zelfs ingrijpen om hem tegen zichzelf te beschermen. Door zijn korte beharing behoeft hij weinig verzorging.
ONTWIKKELING
In de volksbuurten van Parijs vond men rond 1870 de liefhebbers en fokkers van het ras. Gewone mensen van bescheiden komaf, die hun fokprodukten met elkaar vergeleken. Men ging steeds meer moeite doen om het totaalbeeld te perfectioneren en er werd zelfs een vereniging opgericht.
De echte kynologische carriere van de Franse Bulldog begon pas in 1880. Er werd een vereniging opgericht die elke week een vijftigtal Parijse liefhebbers en fokkers bijeenbracht. In 1885 werd een eerste, voorlopig register aangelegd. Twee jaar later deed de Franse Bulldog (onder zijn huidige naam) voor de eerste maal mee aan een officiële tentoonstelling.
In 1888 werd de eerste standaard opgesteld en de belangstelling voor het ras groeide gestaag. Toch zou het nog tien jaar duren voordat de Sociéte Centrale Canine zich echt voor dit ras ging interesseren.
Een van de honden die als fokhond furore maakte was "Rabot de Beaubourg" en hij vererfde de vleermuisoren door aan zijn nakomelingen. In 1898 werd het ras officieel erkend, mede door toedoen van Baron Carayon de la Tour, die als een van de eerste aristocraten een Franse Bulldog bezat en zich er publiekelijk mee vertoonde.
De Franse Bulldog mag dan wel een onduidelijke stamboom hebben, maar het is zo goed als zeker dat hij in het Parijs van het begin van de 20e eeuw zijn eerste grote successen behaalde. Opmerkelijk is dat vooral aan de “gewone” man te danken was. Slagers en Grossiers in slachtvlees van de Parijse slachthuizen waren de eersten die de Franse Bulldog fokten. Ze werden al spoedig gevolgd door koetsiers, schoenmakers, groentenventers en zelfs politieagenten. Iedereen liep warm voor die kleine Boule (bolletje), zoals hij gewoonlijk in Frankrijk wordt genoemd. Men kwam op cafe terrasjes bijeen om de mooiste exemplaren te vergelijken. Men wisselde adviezen uit en deed vooral pogingen om de grootste puppy’s voort te brengen. Zo werd de Franse Bulldog de ster van de kleine ambachten.
Zijn voorkomen, kleine formaat, opmerkelijke gang en bijzonder aanhankelijke aard ondervonden steeds meer waardering. Liefhebbers van honden met een platte snuit voelden zich eveneens tot hem aangetrokken. Zijn excentrieke uiterlijk bezorgde hem zelfs een vooraanstaande plaats in bordelen, waar hij het idool werd van de dames van lichte zeden.
De schilder “Toulouse-Lautrec maakte hem onsterfelijk door zijn doek ‘Le Marchand de Marron’s’ ( de kastanjeventer). De Franse Bulldog veroverde met zijn charme op den duur ook de Parijse ‘upperten’, en zelfs koning Eduard VII en enkele groothertogen van het Russische hof vielen voor hem. Die belangstelling zou voor een belangrijk deel bijdragen tot de ontwikkeling van het ras.
Ook een zekere Gordon Benett, een Amerikaan die voorzitter was van de Franse Bulldog Club in Frankrijk heeft een grote bijdrage geleverd. Vooral de Amerikanen en de Engelsen toonden dus veel belangstelling, maar ieder voor een eigen versie van de Franse Bulldog. Deze beide stromingen hadden elk hun eigen rasstandaard met duidelijke verschillen, vooral duidelijk te zien aan de oren. Vooral door invloed van welgestelde Amerikaanse liefhebbers is de hond ontstaan, zoals hij in de rasstandaard wordt beschreven. Deze rasstandaard werd in 1898 erkend, vooral omdat diverse invloedrijke personen als kruiwagen fungeerden.
Deze rasstandaard is vele jaren, behoudens enige kleine wijzigingen, hetzelfde gebleven, maar is in 1948 door de Franse club bijgewerkt en door de Societé Centrale Canine en de F.C.I. goed bevonden. Recentelijk zijn er wederom enige wijzigingen aangebracht.
Zo is nu onder andere ook de kleur fawn toegestaan, een kleur die tot voor kort op het vasteland van Europa op een tentoonstelling een diskwalificerende fout was maar in Engeland en Amerika wel was toegestaan. Na de tweede wereldoorlog hebben landen als Engeland, Duitsland en meer recentelijk zeker ook Nederland een steeds belangrijker invloed gekregen op de vervolmaking van het rasbeeld. Was een tiental jaren geleden een Franse Bulldog met moeilijke ademhaling nog een regelmatig terugkerende verschijning op een tentoonstelling, tegenwoordig kom je dat eigenlijk niet meer tegen.
Moderne inzichten en betere selektie bij het fokken hebben deze problemen vrijwel uitgeroeid en nu scoort de Franse Bulldog erg hoog als het gaat om de gemiddelde leeftijd die de honden weten te bereiken. Die ligt momenteel boven de tien jaar!
HET ONTSTAAN
Over de vraag van het wanneer, hoe, waarom en waar de Franse Bulldog is ontstaan is weinig met absolute zekerheid te zeggen. Waarschijnlijk heeft de Engelse Bulldog er wel een rol in gespeeld. Er zijn meerdere lezingen over de geschiedenis van het ras.
Toen na 1820 de hondengevechten minder populair werden en de bulldog alleen nog als huishond werd gehouden, ging men kruisen met andere, kleinere rassen, mogelijk terriërs. Daaruit ontstond een kleinere, gespierde hond, die zich gemakkelijker liet houden in de arbeidershuizen van de handwerkslieden in de streek rond Nottingham, waar veel kantwerkers woonden.
De aldus gefokte honden, ook wel toy-bulldogs genoemd, hadden tip-oren. Toen meer en meer machines het handwerk overnamen (industriële revolutie), moesten de kantwerkers en andere arbeiders uit de streek rond Notingham elders werk gaan zoeken. Velen vestigden zich in de noordwesthoek van Frankrijk rond Calais en zij namen hun honden mee.
Door verdere selectie en kruisingen met o.a. terriërs zouden de honden een staand oor hebben gekregen. Deze honden werden weer in Engeland ingevoerd en waren daar meteen vrij populair en ze werden al snel als Franse Bulldog door de Kennelclub erkend.
Anderen vermoeden, dat het clowneske uiterlijk van de naar Frankrijk meegebrachte hondjes ervoor zorgde, dat zij in Frankrijk al snel populair werden, vooral door hun vleermuisoren, ook wel tulporen genoemd. Door zorgvuldig fokken en opnieuw kruisen ontstond de basis waaruit de tegenwoordige Franse Bulldog is ontstaan. De Mopshond en de Belgische Griffon zouden hieraan ook hun aandeel hebben geleverd.
Vooral de introductie in Parijs werd een opstap naar verdere bekendheid in de rest van de wereld, met name Amerika en Engeland. Weer een andere mening werd door een beroemde hondenkenner uit het begin van deze eeuw verkondigd. Deze Paul Megnin ondersteunde een andere theorie, nl. dat er bij de slagers, die gevestigd waren bij de hallen van Parijs, altijd al doggen zijn geweest. Rond 1870 werden deze honden vervangen door zgn. Terrier-Boules, niet te verwarren met Bulterriërs.
Het waren kleine, gespierde honden met gecoupeerde oren en staart, waarvan het hoofd reeds de trekken van de huidige Franse Bulldog vertoonde en zij werden ingezet als rattenvangers. Door kruisingen met Toy-Bulldoggen en mogelijk ook Mopshonden zou rond 1870 de Franse Bulldog zijn ontstaan.
Overigens lijkt het erop dat de toy Bulldog en de Franse Bulldog elkaar wederzijds hebben verrijkt. Daardoor zou het mogelijk zijn geworden om het ras te fixeren en in 1898 een officiele standaard op te stellen. Hoewel beroemde liefhebbers de bloedinbreng van de Mopshond lange tijd ontkenden, zou die wel de nogal bijzondere ogen kunnen verklaren van de Franse Bulldog.
U ziet dat er omtrent de ontstaansgeschiedenis weinig met absolute zekerheid vaststaat. Het uiteindelijke resultaat is wat voor ons heden ten dage het meeste telt: de Franse Bulldog.
RASSTANDAARD
FEDERATION CYNOLOGIQUE INTERNATIONALE (AISBL)
SECRETARIAT GENERAL:
13, Place Albert 1er
B-6530 Thuin (Belgique)
17.04.2015/ EN FCI-Standard N° 101
FRENCH BULLDOG
(Bouledogue Français)
Vertaling:
Dimitry Alexander van Raamsdonk
Oorsprong:
Frankrijk Datum van de officieel geldende standaard : 03.11.2014.
Gebruik:
Companion and Toy dog.
FCI-CLASSIFICATIE:
Group 9 Companion and Toy Dogs.
Sectie 11 Small Molossian Dogs.
Without working trial.
HISTORIE:
De vermoedelijke afstamming: zoals alle dogachtigen van de Molosser uit Epire en het Romeinse keizerrijk. Verwant aan de Engelse Bulldog, de Alaunt uit de middeleeuwen, de Franse Doggen en de Mops. De Bulldog die wij kennen is het product van verschillende kruisingen die gedreven fokkers in de volkswijken van Parijs in de jaren voor 1880 maakten. Destijds als hond van de lastdragers van de Hallen, slagers en koetsiers, wist hij door zijn bijzondere bouw en karakter het hart te veroveren van de high society en de artiestenwereld.
Hij nam snel in aantal toe. De eerste rasvereniging werd in 1880 in Parijs opgericht. De eerste geregistreerde inschrijving dateert uit 1885 en de eerste standaard werd opgemaakt in 1898, het jaar waarin de "Société Centrale Canine" het Franse Bulldog als ras erkent. De eerste hondententoonstelling werd gehouden in 1887.
De standaard werd gewijzigd in 1931 - 1932 en 1948, herschreven in 1986 door H.F. Reant en R. Triquet (gepubliceerd door de F.C.I. in 1987) en daarna door het bestuur van de Franse Bulldoggenclub in samenwerking met R. Triquet. Daarna in 1994 by Violette Guillon (F.C.I. publicatie 1995) en in 2012 door het bestuur van de Franse Bulldogen Club van de ‘moedervereniging’ te Frankrijk.
FCI-St. N° 101 / 17.04.2015
ALGEMEEN VOORKOMEN:
Typisch een klein formaat dogachtige. Kleine krachtige hond, kort, gedrongen in al zijn proporties, kortharig, met een wipneus, staande oren en met een van nature korte staart. Hij moet het voorkomen hebben van een actief dier, intelligent, zeer gespierd met een compacte structuur en een solide beendergestel.
In zowel de algehele harmonie, als het voorkomen, als de beweging mag er in geen enkel onderdeel, t.o.v. andere onderdelen sprake zijn van enige overdrijving .
BELANGRIJKE VERHOUDINGEN: de lengte van het lichaam - tussen de punt van de schouder en het zitbeen- is iets langer dan de hoogte van de schoft. De lengte van de voorsnuit is ongeveer 1/6 van de totale lengte van het hoofd.
GEDRAG - KARAKTER:
Gezellig, speels, opgewekt, bezitterig en een pientere gezelschapshond
HOOFD:
Het hoofd moet krachtig, breed en vierkant zijn; de hoofdhuid vormt symmetrische plooien en rimpels, zonder overdrijving.
SCHEDELGEBIED :
Schedel - Breed, bijna plat van oor tot oor, bol voorhoofd. De wenkbrauwen springen naar voren en zijn gescheiden door een bijzonder ontwikkelde groef tussen de ogen. De groef mag zich op het voorhoofd niet voortzetten. De achterkant van de schedel is weinig ontwikkeld.
Stop: geaccentueerd.
HET GEZICHT:
Het hoofd van de Franse Bulldog wordt gekenmerkt door zowel een terugwijkende massieve snuitpartij als een licht tot gemiddeld naar achter aflopende terug liggende neusrug. De neus is licht opgewipt ‘snub nose’ (wip neus).
Neus: zwart, breed, , wipneus, goed geopende en symmetrisch geplaatste neusgaten, schuin naar achter liggend. De schuin aflopende neusgaten evenals de wipneus moet echter altijd de normale neusademhaling mogelijk maken.
Voorsnuit: erg kort, breed, vertoont concentrisch symmetrische plooien.
Lippen: dik, een beetje slap en zwart. De bovenlip sluit aan op de onderlip in het midden en bedekt volledig de tanden. Het profiel van de bovenlip is hangend en rond. De tong mag nooit zichtbaar zijn indien de hond niet opgewonden is.
Kaken/tanden: breed, krachtig.De onderkaak steekt voor de bovenkaak uit en buigt naar boven. De onderste snijtandenboog is gerond. De kaken mogen geen zijwaartse afwijking noch verdraaiing vertonen. De opening tussen de snijtanden van de boven- en onderkaak is niet strikt onbeperkt, de essentiële voorwaarde blijft echter dat de bovenlip en de onderlip op elkaar sluiten zodat ze de tanden geheel bedekken.
De snijtanden van de onderkaak staan voor de snijtanden van de bovenkaak. Voldoende ontwikkelde snij- en hoektanden en volledig gebit gewenst.
Wangen: goed ontwikkeld.
Ogen: duidelijk zichtbare ogen, opgewekte uitdrukking, laag geplaatst, redelijk ver van de snuit en de oren, donker gekleurd, tamelijk groot, rond van vorm, laten op geen enkele manier wit zien (oogwit) als de hond recht naar voren kijkt. De randen van de oogleden moeten zwart zijn.
Oren: van gemiddelde grootte, breed aan de basis en rond aan de bovenkant. Hoog op het hoofd geplaatst, maar niet te dicht bij elkaar, rechtop gedragen. De ooropening is van voren gezien geheel zichtbaar. De huid moet zacht en fijn aanvoelen.
Hals: kort, krachtig licht gebogen, zonder wammen, verbreedt richting de schouders.
LICHAAM:
Bovenbelijning: gaat geleidelijk omhoog , maar niet overdreven, vanaf de schoft richting de lendenen. Deze vorm ook wel roach-back genoemd is een rastypische eigenschap.
Rug: breed en gespierd, vast, niet los.
Lendenen: kort, breed en gerond.
Kruis: goed aflopend.
Borstkas: tonvorrnig en diep (tot net onder de ellebogen). zeer goed gewelfde ribben zgn. ‘ton vormig’.
Voorborst: breed en vierkant, van de voorzijde gezien.
Buik en flanken: opgetrokken maar niet als bij een windhond.
Staart: van nature kort, idealiter lang genoeg om de anus te bedekken, laag aangezet, vrij recht dik aan de basis en smal toelopend naar de punt. Een “geknakte”,"geknoopte" , “gebroken” of een relatief lange staart niet verder reikend dan de hak is toegestaan. De staart dient laag te worden gedragen. Zelfs in actie moet hij onder een horizontale lijn blijven.
LEDEMATEN
VOORHAND:
Algemeen voorkomen: voorbenen kaarsrecht gezien van zowel de zijkant als de voorzijde.
Schouders: goed terugliggend
Opperarmen: Kort en dik, gespierd, licht gebogen.
Elleboog: aanliggend en strak tegen het lichaam aan.
Onderarmen: kort, recht en gespierd.
Carpus (pols gewricht) : solide, kort
Metacarpus (middenvoetsbeen): kort en licht gebogen zijwaarts gezien.
Voeten: rond, compact, klein, zogenaamde "kattevoet", licht naar buiten gedraaid. De tenen zijn goed gesloten, korte nagels, dik en zwart.
ACHTERHAND:
Algemeen voorkomen: De achterbenen zijn sterk en gespierd , iets langer dan de voorbenen zodat de achterhand wat hoger is. De benen zijn recht zowel van de zijkant als van achteren gezien.
Dijbeen: gespierd, stevig
Sprong: tamelijk laag, noch te gehoekt noch te recht. enkelgewricht: vast
Voetwortel en middenvoet: stevig en kort.
Voeten: rond, compact, noch naar binnen noch naar buiten draaiend.
Gangen: De ledematen verplaatsen zich evenwijdig aan de middenlijn van het lichaam zowel van de zijkant als van voren gezien. Vrij, krachtig en soepele beweging.
Huid: strak
VACHT
Beharing: gladde vacht, aanliggend, glanzend en zacht, zonder ondervacht.
Kleuren: fawn, gestroomd of niet, met of zonder witte vlekken
Gekleurde vacht :
Gestroomd: fawn vacht gekenmerkt door middelmatige, dwarslopende donkere stroming waardoor een ‘getijgerd’ effect gecreeerd wordt. Sterk gestroomde vachten mogen de fawn grondkleur niet geheel bedekken. Een zwart masker mag aanwezig zijn. Beperkte witte aftekening is toegestaan.
Fawn: egaal gekleurde vacht, van licht tot donker fawn, soms komt een lichtere kleur van de binnenste lichaamsdelen voor. Met of zonder zwart masker waarbij de gemaskerde honden de voorkeur genieten. Soms voorkomend met beperkte witte aftekening.
Vacht met witte aftekeningen:
Gestroomd met middelmatige of overwegende witte aftekeningen: zgn ‘bont’. De aftekeningen idealiter verdeeld over de gehele hond. Enkele spots op de huid toegestaan.
Fawns met middelmatige of overwegende witte aftekeningen: zgn ‘fawn bont’. De plekken idealiter verdeeld over de gehele hond. Enkele spots op de huid worden getolereerd.
Ongeacht de vachtkleur dient de neus altijd zwart te zijn, nimmer blauw of bruin. De geheel witte exemplaren zijn toegestaan indien de rand van de oogleden en de neus zwart zijn. Deze kleur moet echter niet nagestreefd worden gezien het risico op doofheid.
GROOTTE & GEWICHT
Schofthoogte: Reuen 27-35 cm – Teven:24-32 cm
Een afwijking van 1 cm boven of onder de standaard is toegestaan.
Gewicht: Reuen 9-14 kg – Teven 8-13 kg
500 gram zwaarder dan het standaard gewicht is toegestaan als het een typisch exemplaar betreft.
FOUTEN
Alles wat afwijkt van het bovenstaande moet worden beschouwd als een afwijking en zal exact bestraft moeten worden naar gelang de ernst van de afwijking en het effect op de gezondheid en welzijn van de hond.
• Sterk gevlekt bij honden met gestroomd met witte vacht
• Fawn en witte vacht sterk rood gevlekt
• Fawn kleurige honden met diep zwarte aalstreep over de rug
• Witte ‘’kousen’ bij fawn en gestroomde honden
• Licht gekleurde nagels
ERNSTIGE AFWIJKINGEN
• Overtypisch, overdreven ras karakteristieken
• Snuit te lang of overdreven kort
• Zichtbare tong bij gesloten mond
• Lichte ogen (roofvogeloog)
• Horizontale rugbelijning, van schoft tot de lendenen
• Overvloedige depigmentatie van de lippen, neus, oogleden, de rand die nooit geheel gedepigmenteerd mag zijn
• Tanggebit
DISKWALIFICERENDE AFWIJKINGEN
• Agressief of overdreven schuw
• Iedere hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen vertoont moet worden gediskwalificeerd
• Ontbreken van ‘type’: onvoldoende rastypische karakteristieken met als gevolg dat de hond niet op andere exemplaren van het ras lijkt
• Volledig gesloten neusgaten
• Verdraaing of zijwaardse afwijking van de kaak met als gevolg dat de tong constant zichtbaar is
• Hond waarvan de onderste snijtanden achter de bovenste snijtanden gepositioneerd zijn (bovenvoorbijter)
• Hond met permanent zichtbare hoektanden terwijl de mond gesloten is.
• Heterochromie (tweekleurige ogen of twee verschillend gekleurde ogen)
• Andere neuskleur dan zwart
• Oren niet rechtop gedragen
• Staartloosheid of ingegroeide staart
• St Hubertusklauw aan de achterpoten
• Omgekeerde hak
• Lang- of draadharig of wollige vacht
• Kleur niet zoals beschreven in de standaard te weten: zwart, zwart met fawn aftekeningen (black & tan) en alle verdunningen van zwart met of zonder witte aftekeningen
• Maat en gewicht buiten de limieten van de standaard
• Ademhalingsproblemen
• Doofheid
N.B.:
Reuen moeten twee ogenschijnlijk normale testikels bezitten die volledig in het scrotum zijn ingedaald
Uitsluitend functionele en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw, zouden voor de fokkerij gebruikt moeten worden
ERKENDE KLEUREN
ERKENDE
EN NIET ERKENDE KLEUREN
bij de Franse bulldog
ERKENDE KLEUREN:
fawn, gestroomd of niet, met of zonder witte vlekken
Gekleurde vacht :
Gestroomd: fawn vacht gekenmerkt door middelmatige, dwarslopende donkere stroming waardoor een ‘getijgerd’ effect gecreeerd wordt. Sterk gestroomde vachten mogen de fawn grondkleur niet geheel bedekken. Een zwart masker mag aanwezig zijn. Beperkte witte aftekening is toegestaan.
Fawn: egaal gekleurde vacht, van licht tot donker fawn, soms komt een lichtere kleur van de binnenste lichaamsdelen voor. Met of zonder zwart masker waarbij de gemaskerde honden de voorkeur genieten. Soms voorkomend met beperkte witte aftekening.
Vacht met witte aftekeningen: Gestroomd met middelmatige of overwegende witte aftekeningen: zgn ‘bont’. De aftekeningen idealiter verdeeld over de gehele hond. Enkele spots op de huid toegestaan.
Fawns met middelmatige of overwegende witte aftekeningen: zgn ‘fawn bont’. De plekken idealiter verdeeld over de gehele hond. Enkele spots op de huid worden getolereerd.
Ongeacht de vachtkleur dient de neus altijd zwart te zijn, nimmer blauw of bruin. De geheel witte exemplaren zijn toegestaan indien de rand van de oogleden en de neus zwart zijn. Deze kleur moet echter niet nagestreefd worden gezien het risico op doofheid.
Voorbeelden van ERKENDE KLEUREN
GESTROOMD
FAWN
BONT
FAWN BONT
Kleuren die momenteel helaas in Nederland voorkomen
MAAR BESLIST NIET ZIJN ERKEND
Blauw of muisgrijs
én varianten daarop zoals blauw-gestroomd, blauw-bont, blauw-fawn e.d. De blauwe kleur kan qua tint verschillen van muisgrijs zoals op de onderstaande foto, tot donkerblauw zoals bij een Duitse dog.
Chocolade of leverkleur
én varianten daarop zoals chocolade-bont.
Black and tan
dit is een donkere basiskleur, bijvoorbeeld zwart met lichte, bijvoorbeeld reebruin, aftekeningen. Deze aftekeningen bevinden zich dan bijvoorbeeld op de snuit, boven de ogen (wenkbrauwen) op de borst en de poten. Ook kan de buik de lichte kleur hebben.
Lilac
Merle
DEZE EN ALLE VARIATIES HIEROP ZIJN ABSOLUUT TE MIJDEN !
VACHTKLEUREN VOLGENS FCI RASSTANDAARD