DE OUDERE HOND
Opvallend zien we in de praktijk dieren welke jaren lang regelmatig verschijnen, dan plotseling wegblijven en na enige tijd in een hopeloze toestand met diepbedroefde baas weer op consult komen. Vaak is het dan te laat om nog iets voor het dier te doen. In de meeste gevallen betreft dit min of meer bejaarde dieren. Hiervoor blijken twee beweegredenen te zijn. De ene categorie beredeneert dat de ouderdom met gebreken komt en er "toch niets meer aan te doen zal zijn". De andere categorie eigenaren is bang dat het dier "zal moeten inslapen" en durft niet te komen. Het zal u duidelijk zijn dat dergelijke houdingen niet in het voordeel zijn van het dier. Juist oudere dieren hebben diergeneeskundige ondersteuning nodig. Vaak kan hiermee het leven verlengd- dan wel aangenamer worden: soms beide. Indien u met zo'n geriatrische patiënt (vanaf ca. 9 jaar) naar het spreekuur komt, is het verstandig uw bemerkingen vooraf op een lijstje te noteren (drink- en eet gewoonten, type ontlasting, hoesten, stank, kreupelheid, vachtproblemen enz.) en een urinemonster mee te nemen.
NIEREN
De meest voorkomende ouderdomskwaal bij honden is die van nierslijtage. De nieren filtreren afvalstoffen van de spijsvertering uit het bloed en scheiden deze uit met de urine. Bij een slechte nierwerking zullen die stoffen onvoldoende worden verwijderd, waardoor zij giftige concentraties in het bloed kunnen aannemen (via bloedonderzoek te meten). Het dier krijgt dan zo ongeveer het gevoel van iemand die de avond tevoren teveel alcohol heeft geconsumeerd. Daarvan weet je dat het de volgende dag wel beter zal gaan. Niet zo bij een niervergiftiging: het dier voelt zich permanent ellendig (sloom, weinig eetlust) en ook andere lichaamsonderdelen worden hierdoor nadelig beînvloed. Een compensatiemechanisme in het lichaam tracht het bloed alsnog schoon te krijgen door zoveel mogelijk aanbod te creëren voor het resterende nierweefsel. Dit is vaak te merken doordat het dier meer gaat drinken. Maar ook in het lichaam zelf kan hiervoor vocht worden aangetrokken, waardoor de vachtkwaliteit achteruit gaat, de ogen wat dof (en ontstekingsgevoelig) kunnen worden, de ontlasting te soms hard wordt (vooral bij de kat) en/of de slijmvliezen ontstoken raken. Het zijn met name de afvalstoffen van de eiwitstofwisseling waar versleten nieren problemen mee hebben. Door een dergelijke patiënt op een eiwitarm voer te zetten, waarin de aanwezige eiwitten optimaal verteerbaar moeten zijn, kan menig ouder dier op een aangename manier de oude dag doorbrengen. Daarbij dient volgens de nieuwste inzichten ook het fosforgehalte aangepast te worden. Uw dierenarts kan na onderzoek het juiste voer voorschrijven. En houdt u zich daar alstublieft aan: alle tussendoortjes kunnen averechts werken. En: volop water. Overigens eten sommige oudere dieren juist veel en worden toch mager.
HORMONEN
Een verminderde kwantiteit en/of kwaliteit der spijsverteringssappen kan hieraan ten grondslag liggen. Hormonale afwijkingen kunnen ook de oorzaak zijn: b.v. van schildklier (kat!) of alvleesklier (suikerziekte!). Ook aan het gebit van de oudere hond of kat mankeert vaak het een en ander. Een regelmatige gebitsreiniging resp. sanering verdient aanbeveling. Op dit gebied is het meest voorkomende euvel dat van tandsteen. Dikke plakken grenzen aan het tandvlees en de bacterieën nemen ook daar hun intrek. Tandvleesontsteking is het onvermijdelijke gevolg. Dit produceert onaangename adem, doet het tandvlees vaak terugtrekken (gevolg: losse elementen) en kan theoretisch via het bloed elders in het lichaam schade aanrichten (b.v. hartklep ontsteking). Ook de zintuigen van het oudere dier kunnen het langzaam aan begeven. Bij bejaarde honden en katten is doofheid eerder regel dan uitzondering. Katten kunnen daarbij erbarmelijk hard miauwen (vooral 's nachts!) omdat zij zichzelf niet meer horen. Het gezichtsvermogen wordt vaak beperkt. In de meeste gevallen door staar (soms operatief te verbeteren), doch met name bij katten ook wel door netvliesbloedingen t.g.v. te hoge bloeddruk. Een blind dier is overigens binnenshuis best te handhaven mits het meubilair niet wordt verplaatst.
GEWRICHTEN
Het bewegingsapparaat slijt ook in de loop der jaren en vooral zwaardere honden krijgen vaak problemen met arthrose aan bijvoorbeeld heup, wervelkolom, knie en/of elleboog. Vaak is hierin nog medicamenteus of anderszins verlichting te brengen na een onderzoek van uw dierenarts. Niet altijd blijken de gewrichten verantwoordelijk: soms laat de zenuwvoorziening het langzaam afweten.
CIRCULATIE
Voornamelijk bij de kleinere hondenrassen kunnen ook hartproblemen optreden met de ouderdom: vooral lekkende hartkleppen treft men nogal eens aan. De patiëntjes kunnen hoesten, benauwd zijn en/of inwendige vochtophopingen vertonen. In een niet te ver gevorderd stadium kunnen deze dieren medicamenteus een eind geholpen worden en op een verlengd leven rekenen. Behalve de aanpak van specifieke ouderdomsproblemen bestaan er ook preparaten welke een algehele gunstige invloed pretenderen te hebben bij de geriatrische patiënt. Deze kunnen zo nodig door uw dierenarts worden voorgeschreven. Zo ziet u dat ouderdom geen reden is de dierenarts te mijden: in tegendeel!